Pagina's

Het gebruik van de zweetdoek van apostel Paulus in Handelingen 19, 12

Bron: masterscriptie 'De hoop op God - en de zweetdoek'
De scriptie is geschreven in het kader van mijn afstuderen aan de masteropleiding church ministry aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.
Het gebruik van de zweetdoek in Handelingen 19, 12 
Datering en context 
Het bijbelvers Handelingen 19 vers 12 beschrijft een gebeurtenis in de stad Efeze, in Klein-Azië (huidige Turkse westkust), tijdens Paulus' derde zendingsreis, omstreeks het jaar 53 na Christus. De stad Efeze is aan het begin van onze jaartelling een handelsstad met een uitvoerhaven van de bekende Zijderoute. De door de apostel Paulus gedragen zweetdoeken en werkkleren worden naar zieken gebracht en de zieken ontvangen door de doeken genezing en bevrijding van boze geesten. 
Het boek Handelingen is een vervolg op het evangelie van Lucas. De auteur Lucas vertelt in het boek de belevenissen van de christenen na de Hemelvaart van Jezus Christus. Een groot gedeelte van het boek gaat over de zendingsreizen van de apostel Paulus. Lucas, een arts, was een medereiziger van Paulus en heeft voor een Romeinse burger met de naam Theofilus (Hand. 1, 1) alle gebeurtenissen opgetekend. Het is opmerkelijk dat het reisverslag ten dele in de zij-vorm en ten dele in de wij-vorm is geschreven. Daarmee geeft Lucas zonder zich bij name te noemen aan dat hij zich later bij het gezelschap van Paulus heeft gevoegd. Het is absoluut niet bijkomstig maar in overeenstemming met het universele zendingsbevel, dat het boek in Jeruzalem begint en in Rome eindigt. Daarmee wil de schrijver niet zeggen dat de volken nu in de heilsgeschiedenis van God de plaatsvervangers van Israël zijn, maar dat het heil voor heel de wereld is, voor Israël en de volken. Lucas zou om die reden niets over de  uitkomst van het proces tegen Paulus vertellen. Zo staat in het boek niet de apostel Paulus in het centrum van de belangstelling, maar de weg van het evangelie van Jeruzalem naar Rome.76 
De tekst Handelingen 19, 12 maakt deel uit van een door de auteur Lucas samengestelde compositie van drie kernpunten (vs. 11-12; 13-16; 17-19)77, waarin Lucas vertelt over Paulus' confrontatie met de syncretistische wereld van de magie, een confrontatie tijdens zijn verblijf in Efeze gedurende zijn derde zendingsreis. Paulus' eerste bezoek aan de stad Efeze vindt plaats aan het eind van zijn tweede zendingsreis. Hij is dan op doorreis naar Jeruzalem en verblijft er dan ook maar zeer kort. In afwachting verder te reizen gaat hij naar de synagoge van Efeze om daar de Joden te spreken. Het onderwijs van Paulus bevalt blijkbaar erg goed. De Joden vragen hem om langer te blijven. Maar Paulus wijst het verzoek af en geeft aan dat hij, als God het wil, tijdens een volgende reis een bezoek zal brengen (Hand. 18, 20 – 22). 
Aan het begin van hoofdstuk 19, in de verzen 1-10, is te lezen over Paulus' ontmoeting met een groep van ongeveer twaalf discipelen, die zich indertijd op de prediking van Johannes de Doper bekeerd hadden (vs. 3) en die na de doop in de naam van Jezus de gave van de Heilige Geest ontvangen (1-7). In vers 8 wordt Paulus’ vaste zendingsstrategie zichtbaar, namelijk om de synagoge als eerste adres te benaderen voor de verkondiging van de boodschap van het Evangelie (Rom. 1, 16). In vers 9 vertelt Lucas over de breuk met zich verhardende en ongehoorzame Joden en over het verder verkondigen van de boodschap in een gehoorzaal78, en in vers 10 vertelt hij dat de boodschap van Paulus alle inwoners van de Romeinse provincie Asia bereikt. 
Vs. 11-12 schetsen voorafgaand aan de confrontatie met de magie in de stad Efeze, de Dynameis, de krachten van God als wonderwerken zelf (vgl. Hand. 5, 12). Werken die volgens de grondtekst 'ou tas tychousas' zijn, buitengewone wonderen die nog niet eerder hadden plaatsvonden.79 Voor Lucas zijn het wonderen die net als de 'gewone' genezingen manifestaties van goddelijke kracht zijn en die met de prediking van het evangelie gepaard gaan (vgl. Hand. 4, 30) en uit geloof in God en niet uit geloof in Paulus voortkomen.80 Voor Lucas zijn de genezingen door de zweetdoeken alleen het bewijs van Gods almacht. 
Vs. 13 -16 vertellen over de confrontatie met de magie in de stad Efeze, verpersoonlijkt door de zeven zonen van Skevas, Joodse exorcisten81 die bij hun praktijken de naam van Jezus als een toverformule misbruiken.82 Vanwege het ontbreken van een geloofsrelatie tussen deze exorcisten en Jezus hebben de demonen voor de door de exorcisten uitgesproken formules geen ontzag. De demonen vallen de exorcisten zelfs aan en doen de exorcisten op de vlucht slaan. Een groot verschil met de dynameis van God die genezingen voortbrengen (vgl. Hand. 19, 11 en 12, p. 37). 
Vs. 17 schetst een lofprijzing van de naam van de Kyrios83 Jezus Christus door al de Joodse en Griekse inwoners van Efeze. Daarbij is er net als in Handelingen 2, 43-47 en 5, 11- 13 een samengaan van ontzag en lofprijzing. De mensen zijn gaan zien dat achter de kracht van het woord van God of van de naam van God bijzondere dimensies schuilgaan.84 Ze worden door de kracht van Gods Geest overtuigt van hun zonde, gerechtigheid en oordeel. 
Vs. 18-19 verhalen dat in de gemeente velen tot geloof komen. Waarschijnlijk bevinden zich in die groep bekeerlingen die over hun praktijken85 een schuldbelijdenis afleggen (vs. 18). Efeze stond in de klassieke oudheid bekend als een stad waarin veel magische praktijken plaatsvonden. Zo was er in de stad een tempel van de Griekse godin Artemis, de tweelingzus van de god Apollo, gebouwd op de resten van het oorspronkelijke heiligdom van Cybele, de vruchtbaarheidsgodin van de inheemse volkeren, aan de voet van de huidige Ayasulukheuvel. Een heiligdom dat in het midden van de zesde eeuw voor Christus werd gebouwd. Ook was de stad bekend om haar 'Ephesia grammata', de zogenaamde 'Efezische brieven', brieven met zes magische termen met woorden van kracht om daarmee bijvoorbeeld demonische machten af te weren. Ze werden soms opgeschreven en dan als amulet gedragen of door iemand uitgesproken.86 De tot het christelijk geloof bekeerden die magie hadden bedreven gingen na hun schuldbelijdenis publiekelijk de zogenaamde 'Efezische boeken' verbranden (vs. 19). In de antieke wereld hadden die boeken, met allerlei geheime toverkunsten en bezweringsformules, een groot aanzien. De verbranding van het onbekend aantal boeken was dan ook een duidelijke breuk met het heidense verleden. De waarde van de boeken is 50.000 zilverstukken. Volgens Mat. 20, 2 is een zilverstuk of denarie (NBV) een dagloon van een arbeider. 
Vs. 20 is voor de compositie (vs. 11-12; 13-16; 17-19) een vanzelfsprekende afsluiting: 'Zo zegevierde het woord van de Heer en vond het steeds meer gehoor.' (NBV). 
2.1.2 Achtergrond van de zweetdoek 
In de Griekse grondtekst staat voor zweetdoeken87 'soudaria' (getranscribeerd Grieks, meervoud van soudarion). De term ‘soudaria’ is niet in de Septuagint, de naam van de Griekse vertaling van het Oude Testament, of in een ander voorchristelijk boek terug te vinden.88 'Soudarion' is een leenwoord uit het Latijn, waar de term 'sudarium' gebruikt wordt.89 De doeken worden veelal in verband gebracht met Paulus' beroep als leerbewerker of tentenmaker (Hand. 18:3).90 
Sommige nieuwtestamentici denken dat 'soudaria' lapjes of strookjes stof zijn.91 Op basis van een definitie van de antieke auteur Ammonius92 (vijfde eeuw na Christus), is het volgens de moderne exegeet C.K. Barrett het beste om de 'soudaria' te beschouwen als lapjes of strookjes stof die men op het hoofd draagt om te voorkomen dat het zweet in de ogen loopt.93 
De 'soudaria' vinden we behalve in Handelingen 19, 12 ook in Lucas 19, 20, Johannes 11, 44 en Johannes 20, 7. In Lucas 19, 20 gaat het om een doek waarin men geld bewaart. De doeken in Johannes 11, 44 en 20, 7 liggen op het gezicht van een gestorven persoon en gaan met de dode mee het graf in. 
2.1.2.1 Paulus in een school 
De Australiër R. Strelan heeft in 'Paul's Aprons Again (Acts 19.12)'94 en Strange Acts: studies in the cultural world of the Acts of the Apostles95 studies geschreven over de zweetdoek. Volgens Strelan ziet men meestal over het hoofd in welke context Lucas in Handelingen 19 de 'soudaria' plaatst. In de verzen 8, 9 en 10 is namelijk te lezen dat Paulus, na eerst in de synagoge van Efeze te hebben gesproken, vanwaar hij was vertrokken, omdat men hem belachelijk maakte, in de school of gehoorzaal (scholè) van Tyrannus gesproken heeft .96 
Paulus draagt de 'soudaria' dus niet in een werkplaats, maar in een school of in een gehoorzaal. Strelan gaat er in zijn laatste studies dan ook van uit dat tijdens Paulus' optreden de 'soudaria' deel uitmaken van de uitrusting of kleding van redenaars of rechters. Het voorwerp wordt waarschijnlijk door de redenaars om het hoofd gedragen om het zweet van de streek boven de wenkbrauwen op te vangen.97 


Band van linnen met linten

In Costume of the Classical World98 geeft M. Sichel een beschrijving van de Griekse klederdracht in de eerste eeuw na Christus. In die periode droegen zowel mannen als vrouwen een chiton, een kleed dat bestond uit rechte lappen en dat om het lichaam werd gedrapeerd. Er waren twee verschillende chitons: de Dorische- en de Ionische chiton. De Doriërs waren rond 1100 voor Christus het Griekse schiereiland binnengedrongen en introduceerden een eenvoudig kleed van wol. Ioniërs waren rond 1900 voor Christus al Griekenland binnen gedrongen maar waren vanwege de Doriërs grotendeels naar Klein-Azië uitgeweken en droegen een chiton van linnen. Sichels boek toont een illustratie van een drager van een Dorische chiton met een band van linnen rondom zijn hoofd. Ook met aan weerszijden tot over de schouders linten.99 Romeinse priesters droegen ook een hoofdtooi met linten (infulae). Vermoedelijk om te laten zien dat ze aan goden gewijde personen waren.100  

Zweet 
Het hebben van zweet op het voorhoofd wordt in de oudheid als een teken van fysieke activiteit en leven gezien.101 Men zou er volgens Strelan in die tijd dan ook van uitgaan, dat iemand die redevoeringen geeft meer 'kracht' heeft en aan de kleding afgeeft dan iemand die handenarbeid verricht of iemand die dierenvellen bewerkt.102 
De dynamis
Redenaars zouden in hun lichaam over een 'kracht'103, die via hun stem naar buiten zou komen, beschikken. Om dat te illustreren citeert Strelan Dio Chrysostomus, iemand uit de klassieke oudheid, die over 'goddelijke' mannen met een opvallende welbespraaktheid schrijft. Over zichzelf schrijft Dio Chrysostomus dat hij om te kunnen spreken telkens een vorm van goddelijke 'kracht' ontvangt.104  

Doek bij een redevoering  
Naast het gebruik van doeken om het hoofd tijdens een redevoering is het volgens Strelan mogelijk dat doeken in de (klassieke) praktijk ook op twee andere manieren werden gedragen.105 Ten eerste als een doek die bij de mond werd gehouden. Zoals het ‘soudarion’ die tijdens redevoeringen bij de mond van Nero werd gehouden door iemand die ook op zijn stemgebruik moest letten. Ten tweede als een doek die om de nek werd gedragen. Zoals het gebruik van een 'circum collum sudarium', een doek die Nero rondom zijn nek droeg.106 In de eerste eeuwen van onze jaartelling is het dragen van een doek om de nek ook in de joodse wereld bekend. In zijn boek A History of Jewish Costume schrijft Rubens over een ‘sudar shebetsavaro’, die hij de Griekse benaming ‘soudarion’ geeft.107 
De legende van het Mandylion 
De geleerde bisschop Eusebius van Caesarea (ca. 263-ca. 339), schrijft in zijn Kerkgeschiedenis over een briefwisseling tussen Jezus en koning Abgar V van Edessa108, die vermoedelijk van 9 n. Chr. tot 46 n. Chr. regeerde. Het is een verzonnen briefwisseling waar de eerste christenen van de stad Edessa, de huidige Turkse stad Urfa of Şanliurfa109, dicht bij de Syrische grens, een verhaal omheen hebben geweven. Het verhaal krijgt bekendheid onder de naam 'De leer van Addai.' Volgens het verhaal reisde de zieke koning Abgar V eens ten zuidwesten van Jeruzalem en hoorde hij over Jezus en zijn wonderbaarlijke genezingen. Daarom wilde de zieke koning Jezus graag in Jeruzalem ontmoeten. Maar vermoedelijk omdat de stad in de provinicie Judea ligt en onder het bewind van de Romeinen valt, en de koning niet de vijandschap van de Romeinen op zijn nek wilde halen, passeerde hij de stad.110 Maar zodra de koning thuis kwam, schreef hij aan Jezus en nodigte hem uit om naar Edessa te komen. Op deze uitnodiging wordt volgens dit verhaal door Jezus een antwoord gegeven. Het is niet bekend hoe het antwoord zou zijn overgebracht, vermoedelijk door apostel Judas Thaddaeus.111 In elk geval schrijft Eusebius over een brief112 waarin Jezus aangeeft dat hij niet in de gelegenheid is om Abgar te bezoeken, maar waarin hij belooft na zijn hemelvaart iemand te sturen om hem te genezen.113 Na de hemelvaart stuurt de apostel Thomas114Addai met een linnen doek die op Jezus' gezicht gedrukt is geweest naar Edessa.115 De doek, die later de naam 'Mandylion'116 krijgt, wordt op het gezicht van Abgar gelegd, de koning geneest117 en wordt christen. Hierna wordt de stad Edessa een apostolische basis118 en een bakermat voor de Syrische kerk. In zijn boek The twelve apostles schrijft de auteur Brownrigg dat de inwoners van Efeze kort na de genezing van de koning kopieën van het 'Mandylion' en de brief van Jezus aan Abgar als talisman gebruiken door ze boven hun deuren te bevestigen.119 
2.1.2.2 De Efeziërs en de zieken 
Efeziërs 
Volgens Strelan hebben de Efeziërs waarschijnlijk bewust de 'soudaria' van Paulus gebruikt, 
omdat ze bekend waren met magie en zo de kennis hadden dat de kleding van 'goddelijke' personen voor magische rituelen was te gebruiken. Misschien hebben ze ook de 'soudaria' genomen omdat ze de verhalen van de goddelijke genezingen door de apostel Petrus kenden, bijvoorbeeld de tekenen en wonderen in Hand. 5, 12-16, waarbij zieken door de aanraking met de schaduw van Petrus genazen.120 Zij zouden er wellicht van zijn uitgegaan dat het 'soudarion', dat Paulus waarschijnlijk om de nek heeft gedragen, en dat in aanraking met de 'kracht' van zijn stem zou zijn geweest, een goddelijke 'kracht' of 'dynamis' zou bezitten.121 En misschien achtten ze het ook mogelijk dat het zweet van een heilig en 'goddelijk' persoon een vloeistof zou zijn die effectief is te gebruiken tegen boze en demonische machten.122 
Contact 
Het geloof dat de lichamen van bepaalde personen, of van wat die personen hebben aangeraakt, wonderen kunnen bewerkstelligen, is in de klassieke oudheid een wijdverspreid gegeven.123 Ook in de evangeliën lezen we over genezing door het contact met Jezus' kleding (Mar. 5, 27-34 en 6, 56). In de tekst Handelingen 19 vers 11 en 12 zien we dat het weliswaar om een contact met Paulus gaat, maar om een indirect contact met zijn huid. Omdat Lucas in de tekst bij het gebruik van de 'soudaria' niet over magie124 spreekt, zijn volgens G. Stählin de wonderen een gevolg van 'mana' (Sanskriet)125, een bovennatuurlijke kracht of substantie die in alle dingen aanwezig zou zijn. 



                                  infulae

76 H. Baarlink, 'Handelingen der apostelen', in: H. Baarlink (red.), Inleiding tot het Nieuwe Testament (Kampen: Kok, 1989), p. 170.
77 M. Dibelius, Aufsätze zur Apostelgeschichte, 23, ed. H. Greeven (Göttingen, Vandenhoeck & Ruprecht, 1951); G. Klein, 'Der Synkretismus als theologisches Problem in der ältesten christlichen Apologetik', in: Zeitschrift für Theologie und Kirche, 64 (1967) p. 271, in: A. Noordgraaf, Creatura Verbi: De groei van de gemeente volgens Handelingen der Apostelen ('s-Gravenhage: Boekencentrum, 21984), p.137. Oorspronkelijke uitgave: Creatura Verbi: De groei van de gemeente volgens Handelingen der Apostelen ('s-Gravenhage: Boekencentrum, 1983). 
78 C.J. den Heijer, Paulus: man van twee werelden (Zoetermeer: Meinema, 1998), p. 142.
79 C.K. Barrett, A Critical and Exegetical Commentary on the Acts of the Apostles, Volume 2, Introduction and Commentary on Acts XV-XXVIII (Edinburgh: T & T Clark, 1994), p. 906.
80 O. Bauernfeind, Kommentar und Studien zur Apostelgeschichte ( ed. V. Metelmann,WUNT 22; Tübingen: Mohr Siebeck, 1980), p. 230, in: Barrett, 1994, p. 907.
81 Joodse exorcisten stonden in de antieke oudheid met hun magie hoog in aanzien. D. Betz, 'Introduction to the Greek Magical Papiri', in: The Greek Magical Papyri in Translation (Chicago: University of Chicago, 1986), p. xlv, in: B. Witherington, III, The Acts of the Apostles: A Socio-Rhetorical Commentary (Grand Rapids, Mich/ Carlisle: William B. Eerdmans/The Paternoster Press, 1998), p. 580.
82 In het Evangelie staan er verschillende voorbeelden van dat demonen door de naam van Jezus Christus zijn te overwinnen (Luc. 4, 31-37, 41; 6, 18; 8, 20), men kan echter niet ongeoorloofd over Zijn naam beschikken. 
83 (Grieks: kyrios = gebieder, heer), in de bijbel een titel voor God en voor Jezus Christus.
84 Vgl. G. Lüdemann, Early Christianity according to the Traditions in Acts: A Commentary (Minneapolis: Fortress Press, 1989), p. 214, in: Witherington, III, 1998, p. 576.
85 Het in de Griekse grondtekst gebruikte pra,x eij wordt in de NBV vertaald met 'praktijken.' In relatie tot het volgende vers, vers 19, kunnen we hier ook van 'slechte' praktijken of toverpraktijken spreken ( vgl. Luc. 23, 51; Rom. 8, 13 en Col. 3, 9). Griechisch-Deutsch Lexikon (2002), in: Online Bible, CD-rom (Dordrecht:Importantia Publishing, 2007).
86 C.E. Arnold, Ephesians: Power and magic. The Concept of Power in Ephesians in the Light of its Historical Setting, Society for New Testament Studies Monograph 63 (Cambridge: Cambridge University Press, 1989), p. 15 en 16. en C.C. McCown, 'The Ephesia Gramatta in popular Belief', TAPA 54, p. 128-140, in: P. Trebilco, The Early Christians in Ephesus from Paul to Ignatius, Wissenschaftliche Untersuchungen zum Neuen Testament (Tübingen: Mohr Siebeck, 2004), p. 150. 
87 Behalve over de zweetdoek lezen we in Handelingen 19 vers 12 ook over de semicinctia (Latijn), simikinthia (getranscribeerd Grieks), de werkkleren (NBV). Volgens een studie van T.J. Leary is het semicintium niet zoals men meestal denkt een werkschort maar een soort riem. Een smalle riem die tijdens Paulus' verblijf in Efeze niet alleen door leerbewerkers of tentenmakers maar door iedereen wordt gedragen. Leary spreekt ook over de mogelijkheid van een 'sjerp.' Vgl. T. Leary, 'The 'Aprons' of St. Paul – Acts 19:12'', in: Journal of Theological Studies, 41 (Oxford University Press, 1990), p. 527 -529.
88 P. Trebilco, 2004, p. 146
89 M. M. Culy en M. C. Parsons, The Acts of the Apostles: A Handbook on the Greek Text, 1st ed. (Waco, Tex: Baylor University Press, 2003), p. 364 en 365.
90 Vermoedelijk oefende Paulus zijn beroep als tentenmaker (Hand. 18, 3) in drie verschillende steden uit. Deze steden waren Thessalonica (1 Tess. 2, 9), Korinthe (Hand. 18, 3 en 1 Kor. 9, 12) en Efeze (Hand. 20, 33 en 34). Er zijn verschillende hypotheses waarom Paulus zelf in zijn onderhoud voorzag. Eén van de meest aannemelijke is dat hij niet wilde worden gezien als een reizende filosoof, die na zijn verkondigingen geld ontving of gastvrijheid kreeg en dan weer verdween (2 Kor. 2, 17). Vgl. B. Witherington, III, 1998, p. 547.
91 Vgl. F. F., Bruce, The Book of the Acts, Revised edition., New International Commentary on the New Testament (Grand Rapids, Mich.: William B. Eerdmans, 1989), p. 367. 
92 Ammonius, Fragmenta in Acta Apostolorum, ad. 19.12; MPG 85, 1576 = Cramer 3.316f., in; C.K. Barrett, A Critical and Exegetical Commentary on the Acts of the Apostle, Volume 2, Introduction and Commentary on Acts XV-XXVIII (Edinburgh: T & T Clark, 1994), p. 907.
93 Ibid.
94 R. Strelan, 'Paul's Aprons Again (Acts 19.12)', in: Journal of Theological Studies, 54 (Oxford: Oxford University Press, 2003) 154-157.
95 R. Strelan, Strange Acts: studies in the cultural world of the Acts of the Apostles (New York/Berlijn: W. de Gruyter, 2004).
96 Tyrannus was een Griekse redenaar uit het begin van onze jaartelling. Van zijn hand zijn twee werken teruggevonden. (W. Stegemann, RE VII A 1843 ff. (m. Fr. en)). H. Gärtner, 'Tyrannos', in: Der Kleine Pauly: Lexikon der Antike, Auf der Grundlage von Pauly's Realencyclopädie der classischen Altertumswissenschaft Unter Mitwirkung zahlreicher Fachgenossen, bearbeitet und hrsg. von K. Ziegler, W. Sontheimer en H. Gartner, 5 vol., Schaf bis Zythos – Nachträge (Munchen: Druckenmuller, 1964-1975), p. 1026.
97 Apuleius, Apologia 53,.3, 39; 55.3, 7, 8, 167; 57, in: Strelan, 2003, p. 155 en Strelan, 2004, p. 196. 
98 M. Sichel, Costume of the classical world (Londen: Batsford Academic and educational Ltd., 1980).
99 Idem, p. 27-35.
100 Vgl. L. La Fallette, 'The costume of the Roman bride', in: J.L. Sebesta en L. Bontante (red.), The world of Roman costume (Madison, WI: The University of Wisconsin Press, 2001), p. 56.
101 Quintilian, Institutio Oratoria 6.3.60, in: Strelan, 2003, p. 155.
102 Strelan, 2004, p. 196.
103 Idem, p. 197.
104 Dio Chrysostomus, Discourse 32, 21.21 (vert. J.W. Cohoon en H. Lamar Crosby; Londen : Heinemann, LCL, 1932-1951), in: Ibid. 
105 Strelan, 2004, p. 196.
106 Suetonius, Nero 25.3 en 51, in: Ibid.
107 A. Rubens, A history of Jewish costume (Londen: Weidenfeld & Nicolson, 21973), p. 17.
108 Hoewel Eusebius aangeeft dat hij de overlevering uit het archief van de stad Edessa heeft, is het aannemelijker dat hij de brief van één van de christenen uit deze stad heeft ontvangen. A.F.J. Klijn, 1962, p. 34 en 35.
109 Edessa is volgens veel bronnen één van de beginpunten van de Zijderoute.
110 G. Phillips (red.), The doctrine of Addai (Londen: Trübner & Co, 1876), p.3, in: Klijn, 1962, p. 19. 111 R. Brownrigg, The twelve apostles (Londen: Weidenfeld en Nicolson, 1974), p. 171. 
122 Idem, p. 197.
123 Vgl. Plutarch, Pyrr 3.4-5 (De rechtervoet van Pyrrhus bezat een genezende kracht) en Artapanus in Eusebius, PE 9.27 (de kracht van het lichaam van Mozes, waarmee men wonderen zou kunnen bewerkstelligen), in: P., Trebilco, 2004, p. 146.
124 Het karakteristieke van magie is het door verschillende soorten van rituelen en door het uitspreken van spreuken verwezenlijken van een manipulatie bij een god of een bovennatuurlijke kracht. B. Witherington, III, 1998, p. 577. C.E. Arnold schrijft: 'The overriding characteristic of the practice of magic throughout the Hellenistic world was the cognizance of a spirit world exercising influence over virtually every aspect of life. The goal of the magician was to discern the helpful spirits from the harmful ones and learn the distinct operations and the relative strengths and authority of the spirits. Trough this knowledge, means could be constructed (with spoken or written formulas, amulets, etc) for the manipulation of the spirits in the interest of the individual person.' C.E. Arnold, Ephesians: Power and Magic, The Concept of Power in Ephesians in Light of Its Historical Setting, Society for New Testament Studies Monograph 63 (Cambridge: Cambridge University Press, 1989), p. 18, in: B. Witherington, III, p. 577.
125 G. Stählin, Die Apostelgeschichte übersetzt und erklärt, Das Neue Testament Deutsch, 5 (Göttingen: Vandenhoeck & Ruprecht, 1962), p. 255, hier geciteerd volgens Barrett, 1994, p. 907.