Pagina's

‘Verlies tijdens het leven is geen filmscène!’

Essay naar aanleiding van de film ‘Matterhorn’ (Ebbinge, 2013) met in de hoofdrol een echtpaar waarvan een partner niet-aangeboren hersenletsel (verder NAH) heeft.

Inleiding

Een paar maanden geleden heb ik de film ‘Matterhorn’ gezien. Een tragikomedie die zich grotendeels in een agrarisch en gelovig dorp afspeelt, waar een sterke sociale controle heerst. Het is een film waarin een baardige en verwarde vreemdeling (René van ’t Hof) zich in het leven van een eenzame weduwnaar (Ton Kars) opdringt. Een film over een bijzondere relatie met een subtiele tragische onderlaag vol onverwachte onthullingen met licht-absurdistische humor, drama en taal.
Tijdens de film raakte ik emotioneel, werd boos en verdrietig, vooral door de rol van de verwarde man met het NAH en de naar mijn idee te luchtige wijze waarop diens partner Saskia (Ariane Schluter) daarmee omging. Mijn in 2009 overleden vader had de ziekte van Pick en hij kon net als Theo verward zijn en in de laatste fase van zijn leven niet meer praten. Dat bracht voor mijn moeder veel spanningen en zorgen. Er waren voor haar soms goede en soms mindere dagen, maar ze moest steeds alert zijn en zich afvragen wat de beste aanpak was.
Voor mij aanleiding om me te verdiepen in het aan het leven verliezen van een partner door NAH, in het bijzonder zoals bij mijn vader door een degeneratieve ziekte. Wat zijn de verlieservaringen bij het hebben van een partner met NAH, als gevolg van een degeneratieve ziekte, vanuit de contextuele benadering? En welke vorm van interventies zijn er bij een dergelijk verlies nodig?
Ik maak daarom een koppeling tussen de film en de ervaringen van het verlies van een partner met NAH in mijn gezin van herkomst en het begrippenkader van de contextuele benadering met de theorieën die toegepast worden op verlieservaringen. 

Probleemstelling

In de film is weduwnaar Fred een wat sikkeneurige man met een leven dat uit vaste patronen bestaat. De verwarde Theo lijkt aanvankelijk iemand die zich niet aan de dorpse waarden en normen wil aanpassen en geen vaste relatie of huisvesting heeft. Later zal blijken dat Theo iemand met een vast woonadres is en door een ongeval het genoemde, NAH heeft opgelopen. Dit krijgt Fred van Theo’s partner Saskia te horen. In het gesprek vertelt Saskia ook dat Theo eigenlijk continu begeleiding en structuur nodig heeft, maar dat zij die niet kan bieden en dat Theo ook aldoor wegloopt en rondzwerft, ook als hij tijdelijk in een tehuis woont.
Nadat Theo opnieuw bij Fred aanloopt geeft Saskia aan dat ze blij is dat haar partner een nieuw thuis gevonden heeft en ook dat ze in de toekomst regelmatig bij de heren op bezoek wenst te komen.
NAH, zoals bij Theo, door een ongeval ontstaan, wordt ook wel traumatisch hersenletsel genoemd. Het is letsel dat door buitenlichamelijke oorzaak is ontstaan. De ziekte van Pick, zoals bij mijn vader, een degeneratieve ziekte[1], wordt een NAH genoemd. Maar hoewel ze onder NAH vallen worden letsels als gevolg van een degeneratieve ziekte (zoals bijvoorbeeld dementie of Parkinson) door de zorg, omdat de behandeling van  niet in deze categorie ondergebracht. Dit omdat de behandeling, zorg en gevolgen van deze aandoeningen zeer verschillen van andere vormen van NAH (Hersenstichting Nederland, 2014).  
Bij mensen met een degeneratieve aandoening valt de basisveiligheid weg en doordat de buitenwereld niet weet hoe hiermee om te gaan kunnen ze in een isolement komen. Daardoor kunnen ze zich vaak alleenstaand, leeg, afgewezen en depressief voelen met als gevolg dat ze zich uit gezelschap terugtrekken, hun belangstelling voor de buitenwereld verliezen en achterdochtig worden. (Woolis, 1993, pp. 18 ,34, 40 en 41)

Wat is het verlies van een partner met NAH?

Bij het verlies van een partner als gevolg van NAH, zoals een degeneratieve ziekte, spelen situationele factoren een belangrijke rol. Bijvoorbeeld door schaamte als gevolg van vreemd gedrag (decorumverlies) of doordat buitenstaanders denken dat je de situatie overdrijft: er is immers niemand overleden en het letsel is onzichtbaar, het zit in de hersenen. Ook zijn er gemengde, verdrietige gevoelens om de ziekte van de partner en goede herinneringen over hoe het vroeger was.
Een ingrijpend verlies, dat ik bij mijn moeder ook waarnam, is het inzicht dat de degeneratieve aandoening een onomkeerbaar ziekteproces is, met de dood tot gevolg, terwijl de zieke dat zelf niet beseft. In ‘Hoogteverschillen’ (een boek over het uit elkaar gaan van twee mensen die bij elkaar een grotere som dan wat er eerst was vormen, van Julian Barnes - sinds 2008 weduwnaar), schrijft een vrouw over haar boosheid om de wijze waarop haar man sterft. Omdat hij ging sterven en geen tijd had om zich er op voor te bereiden en afscheid van haar en de kinderen te nemen. (Barnes, 2013, p. 83)

Wat is het verlies van een partner met NAH vanuit de contextuele benadering?

De theorie van de contextuele benadering stamt van de Hongaar Ivan Boszormenyi-Nagy. Het is lastig om in het kort recht te doen aan de complete theorie. Om aanknopingspunten te vinden is het noodzakelijk om kort op de theorie in te gaan en de contextuele begrippen te bespreken.

Bij deze benadering richt de hulpverlener zich op vier dimensies: de objectiveerbare feiten, de beleving (individuele psychologie), de interactie en op de relationeel-ethische dimensie: op de balans van geven en ontvangen in horizontale en verticale relaties.

Eerste dimensie, die van de objectiveerbare feiten

Feiten hebben een grote uitwerking op individuele psychologie en relaties van mensen. Als hulpverlener kan je eventueel aan de hand van een zgn. ‘genogram’[2] (McGoldrick M. R., 2013, p. 116) of tijdlijn opzoek gaan naar feiten in de voorgeschiedenis van de familie (verleden), naar de woonsituatie, wie voor het echtpaar belangrijke mensen zijn en of er een levenstestament is gemaakt (heden). Ook kunnen er vragen gesteld worden over het hebben van een wilsbeschikking over het levenseinde van de zieke en of er ingeval van overlijden van de hulpvrager er voor hem/haar een voogd/bewindvoerder is aangesteld (toekomst).
Zo kan de hulpverlener achterhalen welke hechtingstijl er is. De reactie op het verlies wordt sterk door de hechtingsstijl bepaald en het verlies tijdens het volwassen leven weerspiegelt en herhaalt in zekere mate de verlieservaringen uit het verleden en genereert een verliesproces om de verloren persoon én om de vroegere verliezen.[3] (Parkes, 2007, p. 24)

Tweede dimensie, de individuele psychologie

Bij de individuele psychologie gaat het om intrapsychische aspecten van een individu, zoals zelfbeeld, eigenwaarde, ideaalbeeld en hechtingsstijl.
In de hulpverlening zijn binnen deze dimensie psychoanalyse en de cognitieve therapie de meest gangbare stromingen.

De grondlegger van de praktijk en theorie van de psychoanalyse is Sigmund Freud. Zijn meest bekende theorie is de object-relatietheorie. Dit houdt in dat de persoonlijkheid uit interne representaties van de werkelijke relaties, die hoofdzakelijk in de eerste levensjaren door relaties met belangrijke anderen (veelal de ouders), is opgebouwd. Tegenwoordig werkt men binnen de psychoanalyse met deeltheorieën die van de theorie van Freud zijn afgeleid. De kern hiervan is de aanname dat veel psychische processen onbewust verlopen en dat je door de inhoud van deze processen te onderzoeken en ze weer in het bewustzijn te integreren veel klachten kunt oplossen.

Een oude opvatting over verlies, gebaseerd op een theorie van Freud, is dat de hulpvrager het verlies moet ‘doorwerken’, de zgn. ‘Trauerarbeit.’ Volgens klinisch psycholoog en psychotherapeut J. van den Bout is echter in de laatste jaren naar voren gekomen dat deze opvatting niet helemaal juist is. Het voert te ver om hier alle nieuwe theorieën te behandelen, maar in elk geval zegt men nu dat de grenzen van normale rouw, waarvoor er geen bewijzen voor verschillende opeenvolgende fasen maar wel verschillende taken zijn aan te dragen, zijn opgerekt.[4] (Bout, 1998, p. 12) Een andere vorm van rouw, die moeilijk van de ‘normale rouw’ is te onderscheiden, is de gecompliceerde rouw. Deze vorm van rouw noemt men ook wel de pathologische rouw en kent verschillende verschijningsvormen. In het algemeen wordt er pas gesproken van gecompliceerde rouw bij ernstige problemen met aanpassing aan het overlijden. Een vorm van therapie is het onder meer nagaan wat er door het verlies bij de interpersoonlijke rolverandering verloren is gegaan. Met  aandacht voor het bewustmaken en valideren van het verlies en de emoties die het oproept. Vervolgens met de vraag wat de hulpvrager in de ontstane situatie nodig heeft. Waarna hij/zij het opnieuw opbouwen van structuren en relaties kan aanleren.
Bij cognitieve psychologie wordt er allereerst geprobeerd om de disfunctionele cognities, automatische negatieve gedachten en opvattingen op te sporen. Deze liggen ten grondslag liggen aan de emotionele problematiek. Daarna wordt er gepoogd alternatieve gedachten te formuleren die leiden tot emotionele rouwreacties, minder intens en minder zelf ondermijnend. Bij deze therapie kan de hulpverlener van verschillende uitdagingstechnieken gebruik maken. Technieken waarmee je  disfunctionele gedachten op het spoor kunt komen. Ook kan hij de socratische methode toepassen.
Het verlies bij een partner door NAH begint al in het pre-diagnose stadium (periode voorafgaand aan het stellen van de diagnose). De periode waarin vage symptomen aan het licht komen en er aangepast gedrag wordt vertoond. Symptomen die wel door de partner maar niet door buitenstaanders, huisartsen of andere hulpverleners worden opgemerkt. Kortom: er is bij een hulpvraag altijd van zgn. ‘gestapeld verlies’, oude, onverwerkte verliezen, sprake.

Veelal protesteert de hulpvrager tegen het verlies en krijgt daarbij pijnlijke gevoelens als schuld. Bij schuld dienen we een onderscheid te maken tussen de intermenselijke existentiële schuld en de daarbij komende emoties van de emoties bij intrapsychologische schuldgevoelens – hoe vermengd die beide ook mogen zijn. (Friedman, 2001, p. 60)
Een hulpvrager kan bij verlies altijd tussen twee posities kiezen: het geleden verlies en het mogelijk herstel. Het ‘Duale Procesmodel’ van Stroebe en Schut kan daarbij een goed hulpmiddel zijn. Het is een model waarbij de hechtingstheorie, de stress- en traumatheorie en de psychosociale transitietheorie zijn geïntegreerd. Een model waarbij een gezond aanpassings- of rouwproces op verschillende momenten tussen de twee typen stressoren, die van het proces van verliesoriëntatie en proces van hersteloriëntatie, met aandacht voor emotie- en probleemgerichte coping, beweegt. Het omvat zowel de positieve als de negatieve veranderingen en betekenissen die de rouwende daaraan toebedeelt. (Maes, 2007, p. 66 en 67)

Derde dimensie, de interacties

De dimensie van de interacties geeft de communicatie en gedragsreeksen die relaties kenmerken en beïnvloeden weer.
Een hulpvrager heeft een ‘context’, die zowel de huidige relaties, als die uit het verleden en de toekomst omvat. Met behulp van het genogram en het stellen van vragen kan er binnen de context naar mogelijke hulpbronnen, met veel vertrouwen of resten van vertrouwen te activeren zijn, gezocht worden. hulpvrager inzicht te verkrijgen omtrent de verdeling van balansen, het geven en nemen, binnen de context. (Onderwaater, 2013, p. 116) Waarbij het voor verliesbegeleiding het doel is om voor de hulpvrager de relationele wereld, waarin zich stagnaties bevinden, met de wereld van de intermenselijke interacties te verbinden. (Nagy, 2001, p. 112)

Vierde dimensie, de relationeel-ethische

De contextuele benadering is een methode die zowel de psychologie als de systeemtheorie, waarin er naar het gemeenschappelijke in de uiteenlopende wetenschappen zoals biologie, psychologie en economie wordt gezocht, overstijgt. (Onderwaater, 2013, p. 16 en 17)
Een methode waarbij de verbondenheid en het aan elkaar verantwoordelijk zijn - het Ik-Gij-concept (Ich-Du) van de joodse filosoof Martin Buber - een belangrijke rol speelt. De ontmoeting vindt plaats in de dialoog en wanneer voor beiden sprake is van Ik-Gij is deze rechtvaardig. Ivan Nagy heeft het Ik-Gij-concept met de intergenerationele benadering, de opvatting dat er tussen opeenvolgende generaties een verbondenheid is, uitgebreid. Hij schrijft: ‘Familierelaties krijgen hun kracht door het feit dat de leden met elkaar verbonden zijn door geboorte. Ze worden slechts zijdelings bekrachtigd door wat familieleden voor elkaar doen.’ (Nagy, 2001, p. 158) Er is dus een zgn. ‘zijnsorde’, een onverbrekelijke band waaraan familierelaties betekenis ontlenen. Belangrijke motiverende krachten bij de intergenerationele benadering zijn in het begrip ‘loyaliteit’[5] (Onderwaater, 2013, pp. 48-50) beschreven. Om het wederzijds ertoe doen, waarbij trouw en betrouwbaarheid, op basis van verkregen verdiensten en nagekomen verantwoordelijkheden en verplichtingen, een belangrijke rol spelen.

Tijdens een ziekteproces ontstaat er binnen de context in de balans van geven en ontvangen een verschuiving. Vanuit deze balans kan beter naar het ziekteproces en de terminale zorg gekeken worden en krijgt iedereen zijn aandeel en vertrouwen. Zo wordt het zelfs mogelijk dat de zieke iets aan de jonge generatie geeft. Bijvoorbeeld door te laten zien hoe kwetsbaar de mens is, te laten nadenken over hoe belangrijk de familierelaties zijn en welke steun men aan elkaar kan hebben.

De hulpverlener kan vragen stellen die als existentieel worden verstaan en zo een plaats in de context en op de toekomstige generatie krijgen. Of door de vragen achterhalen waar er, als er niet in eigen noden is voorzien, destructief recht plaatsvindt - als er te veel Ik-Het (Ich-Es) is, waarin het Ik centraal blijft staan en die de wereld als het ware inkadert, in de balans aanwezig is.

Om vervolgens een dialoog op gang te brengen en van de meerzijdige partijdigheid gebruik te maken, een partijdigheid op alle betrokkenen en op de situatie gericht, om de partner te helpen in dialoog te komen met de voor hem/haar belangrijke relaties, waarbij de hulpverlener zijn partijdigheid het eerst aan de meest kwetsbare of de afwezige,  zoals de zieke partner, zal geven. Ook als hij/zij niet meer (goed) kan praten. Er wordt een poging gedaan om te begrijpen wat er in de innerlijke wereld van hem of haar leeft. Men zoekt meer aansluiting bij wat gevoelsmatig beleefd wordt.

Welke vorm van interventies is er bij een verlies als gevolg van NAH nodig?

Allereerst is het belangrijk dat er voor de hulpvrager die als gevolg van verlies van een partner met NAH voor begeleiding bij je komt er veel aandacht is. Door voor de hulpvrager extra tijd uit te trekken en in het bijzonder aan de periode van voor de diagnose, de verwarrende pre-diagnostische periode, aandacht te geven. Vervolgens door de hulpvrager echt het gevoel van contact en aanwezigheid te geven. Dat als er tijdens het leven emoties over het verlies zijn daar ‘genormaliseerd’ op wordt gereageerd. En dat je werkelijk aanwezig bent en voor de nodige troost zorgt. Een volgende interventie is het geven van eerlijkheid en duidelijkheid. Dat als bijvoorbeeld de hulpvrager over het verloop van de begeleiding tijdens de terminale fase vragen heeft die ook worden beantwoord. En volgend belangrijk punt is de ruimte om op een eigen wijze met het verlies om te kunnen gaan. Dat als bijvoorbeeld de partner om tot rust te komen een week op vakantie gaat daar ook ruimte voor is. En dat als de partner al meerdere keren iets over haar verdriet heeft verteld er bij een volgende keer weer aandacht is. Een zeer belangrijke interventie is het geven van vertrouwen. Dat kan door als context op een laagdrempelige manier met elkaar in contact te komen. Bijvoorbeeld door met elkaar te tuinieren, spelletjes te spelen, te zingen of zelfs rituelen uit te voeren. Zodat er tussen de generaties (niet gedwongen) dialogen kunnen ontstaan. Met tot slot een interventie zoals het gebruik van het ‘Duale Proces model’, waarbij er naar een balans tussen verlies en herstel wordt gewerkt. Met bij alle interventies een empatisch luisterend oor. (Fiddelaers-Jaspers, 2012, pp. 181-188)

Conclusie

Dit essay begon met de niet-aangeboren hersenletsels bij een hoofdrolspeler in de film ‘Matterhorn’ en mijn vader. In de film geeft men de indruk dat het samenleven met een partner met een dergelijke ziekte eenvoudig is.

De hoofdvragen die in dit essay centraal stonden waren: Wat is het verlies van een partner met NAH?, Wat is het verlies van een partner met NAH vanuit de contextuele benadering? en Welke vorm van interventies zijn er bij een verlies als gevolg van NAH nodig?

Hoewel er nog veel vragen zijn over wat het verlies van een partner met NAH inhoud, weet ik uit eigen ervaring en door de verhalen van mijn moeder dat al voordat de diagnose van de ziekte is vastgesteld er een verlies is. En als je partner nog thuis woont er al verlies is omdat je soms dagen achter elkaar alert moet zijn en voor onverwachte taken komt te staan. Ook als je partner naar de dagverpleging of definitief naar een verpleeghuis gaat is er groot verlies. Het verlies tijdens het leven is een ander verlies dan door de dood.

Vanuit de contextuele benadering is er voor het verlies van een partner met NAH  voor het zijn van de hulpvrager aandacht. Dit ‘zijn‘ wordt vanuit de vier dimensies die op de relaties tussen de mensen invloed hebben benaderd. Waarbij je pas na het hebben van zicht op de eerst drie dimensie bij de laatste dimensie, die van de balans tussen geven en ontvangen, onderzoek naar het verlies kunt doen.

De vraag naar welke vorm van interventies er voor het verlies van een partner met NAH goed zijn is lastig te beantwoorden. Het lijkt erop dat de interventies voor verlies tijdens het leven hetzelfde als na het overlijden zijn. Ik denk dat dit zo ook is. Wel is het belangrijk om te beseffen dat de interventies al tijdens het leven van de zieke partner toegepast kunnen worden. En dat dit goed naar de gezins- en familieleden en andere betrokkenen moet worden gecommuniceerd. Desnoods onder de begeleiding van een huisarts of specialist. Zodat er voor het verlies tijdens het leven meer aandacht ontstaat. Ook moet hierbij worden gezegd dat men moet beseffen dat als een partner pas in de fase van de opname in een verpleeghuis hulp vraagt er al van ‘gestapeld verlies’ sprake is.

De aan te bevelen interventies zijn: aandacht (ook voor de verliezen  uit de periode waarin er nog geen diagnose van de ziekte was gesteld), contact en aanwezigheid (ook voor de emoties bij verlies tijdens het leven), eerlijkheid en duidelijkheid (bijvoorbeeld over de nog moeilijke momenten die er in de terminale fase zullen gaan komen), ruimte (voor bijvoorbeeld een vakantie), vertrouwen (door als context met elkaar contact te zoeken) en met behulp van het ‘Duale Proces model’ gaan werken aan het krijgen van een balans tussen verlies en herstel. Waarbij al deze interventies voor de hulpvrager een luisterend oor zeer belangrijk is.

De hoofdconclusie die ik wil trekken uit dit essay is dat het hoogtijd is dat er voor verlies tijdens het leven voor de partner van iemand met een NAH meer aandacht komt. Waarbij  er bij de eerste symptomen van de aandoening een goede samenwerking tussen de betrokken hulpverleners noodzakelijk is. En dat hierbij het voor de hulpvrager belangrijk is dat er veel tijd en aandacht is. Ook dat er open wordt gecommuniceerd en er een onderling vertrouwen is. Een verliesbegeleider kan bij  dit proces een belangrijke en positieve bijdrage leveren.


Pieter den Dekker MA/Drs. 

Geestelijk verzorger en rouw- en verliesbegeleider 

Lisse



[1] Onder degeneratieve ziekten worden meestal ziekten verstaan die gepaard gaan met een geleidelijke vermindering van één of meerdere lichaamsfuncties. De term wordt het meest, maar niet altijd, gebruikt als de oorzaak van de ziekten niet helemaal bekend is. Ook als het bekend is dat erfelijkheid een rol speelt. Hoewel het bekend is dat de meeste degeneratieve ziekten al tijdens de kinderjaren inzette, zijn het toch meestal ouderen waarbij de ziekten aan het licht komen. De term wordt het meest bij aandoeningen aan het bewegingsapparaat en het zenuwstelsel gebruikt.
[2] Een genogram is een overzicht van het familiesysteem, met tenminste 3 generaties.
[3] Op basis van verschillende onderzoeken onderscheidt men vier hechtingsstijlen: veilig gehecht of onveilig gehecht, waarvan de laatste met de varianten angstig /ambivalent en vermijding of gedesorganiseerd/gedesoriënteerd. De grondlegger van de hechtingstheorie is J. Bowlby. Zijn onderzoek over hechtingsgedrag bij jonge kinderen dateert uit 1962. Ruim drie jaren later ontdekte C. Parkes gelijkwaardige bevindingen als Bowlby bij jonge weduwen, met het verschil dat er aan de fase van wenen en zoeken een initiële fase van shock en verdoving voorafgaat. (Maes, 2007, p. 13)
[4] J. van den Bout schrijft dat er niet één type van normale verwerking van rouw bestaat. Er zijn personen die op het eerste gezicht na een verlies weinig of geen emoties tonen en dat kan een normale reactie zijn. En andere personen vertonen hevige emoties die lang blijven aanhouden, maar waarvan men zegt dat er geen verstoord verwerkingsproces is.
[5] Volgens Ivan Boszormenyi-Nagy gaat het bij loyaliteit niet om het psychologische loyaal voelen maar om het relationele loyaal zijn. Loyaliteit is en feitelijk gegeven dat volgens Nagy elk kind aan zowel de ouders (verticale loyaliteit) als aan de generatiegenoten zoals de familie (met kerngezin en belangrijke anderen) waartoe het behoort (horizontale loyaliteit) verschuldigd is.

Bibliografie

Barnes, J. (2013). Hoogteverschillen. (R. Vlek, Vert.) Antwerpen/Amsterdam: Atlas Contact.
Bout, v. d. (1998). Behandelingsstrategieën bij gecompliceerde rouw en verliesverwerking. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
Ebbinge, D. K. (Regisseur). (2013). Matterhorn [Film]. Amsterdam: Cinéart.
FDT Lotgenoten. (2014, maart 11). Ziekte van Pick - Index. Opgehaald van FDT Lotgenoten: https://www.ftdlotgenoten.nl/pick/pick_index.html
Fiddelaers-Jaspers, R. en  J. van Wielink (2012). Aan de slag met verlies: Coachen bij veranderingen op het werk (2e druk). Utrecht: Ten Have.
Friedman, M. (2001). The healing dialogue in psychotherapy. In: M. W. Michielsen, Leren over leven: Over contextuele hulpverlening (4e druk). Leuven/Leusden: Acco.
Hersenstichting Nederland. (2014, Maart 9). Niet-aangeboren hersenletsel. Opgehaald van Hersenstichting Nederland: https://www.hersenstichting.nl/alles-over-hersenen/hersenaandoeningen/niet-aangeboren-hersenletsel
Maes, J. (. (2007). Leven met gemis: Handboek over rouw, rouwbegeleiding en rouwtherapie (2e druk). Wijgmaal-Leuven: Zorg-Saam.
McGoldrick, M. R. (2013). Genogram. In: A. Onderwaater, De onverbrekelijke band: Inleiding en ontwikkeling in de contextuele therapie van Nagy (8e druk). Amsterdam: Pearson.
Michielsen, M. W., W. van Mulligen en L. Hermkens (red.) (2001). Leren over leven in loyaliteit: Over contextuele hulpverlening (4e druk). Leuven / Leusden: Uitgeverij Acco.
Nagy, I. en B.R. Krasner (2001). Tussen geven en nemen: Over contextuele therapie. In M. W. Michielsen, W. van Mulligen en L. Hermkens (red.) (2001) Leren over leven in loyaliteit: Over contextuele hulpverlening (4e druk). Leuven/Leusden: Acco.
Onderwaater, A. (2013). De onverbrekelijke band: Inleiding en ontwikkelingen in de contextuele therapie van Nagy (8e druk). Amsterdam: Pearson.
Parkes, C. (2007). Love and Loss: The Roots of Grief and its Complications. In: J. Maes, Leven met gemis: Handboek over rouw, rouwbegeleiding en rouwtherapie (2e druk). Wijgmaal-Leuven: Zorg-Saam.
Woolis, R. (1993). Als je houdt van iemand met een psychische ziekte. Een handboek voor familie, vrienden en verzorgenden (1e druk). (J. Smit, Vert.) Utrecht/Antwerpen: Kosmos - Z&K Uitgevers.